Volgens een landkaartje op de Wikipedia-pagina over het Kerkraads verschilt het dialect het meest van het Standaardnederlands. Meer dan het Fries of Frans-Vlaams, meer zelfs dan het Zuid-Afrikaans of Surinaams-Nederlands, aldus het kaartje. Dat weerhield schrijver en uitgever Paul Weelen (66) d’r niet van de Bijbel, ’s werelds meest vertaalde boek, juist in het Kerkraads te vertalen. Deze woensdag was de presentatie van D’r Biebel in ’t plat – het Nieuwe Testament – geheel in het Kirchröadsj natuurlijk.
In boekhandel Deurenberg staat Weelen naast een statafel met daarop het exemplaar van D’r Biebel in ’t plat dat hij gaat overhandigen aan de deken van de Katholieke Kerk in Kerkrade. Het taalgebied is klein, ook veel Limburgers kunnen het boek niet lezen. De middelgrote stad heeft inwoners van wie zo’n dertig, nagenoeg allemaal met van pensioengerechtigde leeftijd, naar de presentatie kwamen. Weelen spreekt ze toe – in dialect.
Hij heeft te weinig exemplaren laten drukken. Het is helemaal uitverkocht
Kerkrade ligt ten zuiden van de Benrather linie, een dialectscheidingslijn tussen het gebruik van de -k en -ch na halflange en lange klinkers. In Kerkrade hebben ze het dus niet over iets maken maar over iets maache. De t- verandert vaak in ts- of zelfs in een s-. Dus hebben ze het niet over tijd, of het in Limburg veelgehoorde tied, maar over tsiet.
Naast de vele Duitse leenwoorden is het opvallendst aan het Kerkraads de afwezigheid van de beginletter g. Het wordt altijd een j. En daarom heeft Weelen het in zijn Nieuwe Testament het niet over de heilige geest, maar over d’r hillieje jees.
Lees ook
Herziene bijbelvertaling: Weg met die aalmoes en de aambeien
Tolk
Toch is zelfs met deze regeltjes indachtig het Kerkraads, dat valt onder de dialectgroep Ripuarisch, nauwelijks te begrijpen. Gelukkig heeft Thea Hanneman-Deurenberg, eigenaar van boekhandel Deurenberg, aangeboden te tolken. „Hij zegt dat hij zich heeft vergrabbeld”, zegt ze, wanneer Weelen zijn toespraak begint. „Hij heeft te weinig exemplaren laten drukken. Het is helemaal uitverkocht.” De bezoekers produceren een universeel te begrijpen geluid van teleurstelling én verbazing.
Hanneman-Deurenberg heeft een lijst achter de toonbank liggen, waarop kopers zich hebben ingeschreven, legt ze uit. Er komt zo vlot mogelijk een tweede druk, vertaalt ze verder. „Een luxeprobleem”, voegt ze zelf toe. „Dat had hij natuurlijk niet gedacht. Maar het oudste boek leeft blijkbaar nog.” Een van de bezoekers is enthousiast over het ontstane tekort: „Het is een wonder dat d’r nog zo veel vraag naar is!” Tenminste, dat is wat hij volgens Hanneman-Deurenberg zegt.
Illustratie Uitgeverij TICEr was ook zóveel media-aandacht, vervolgt Weelen. Hij somt op: „Reformatorisch Dagblad, Limburgs Dagblad, Radio 1, Radio 2 (uitgesproken als tswai) én ook 4 en 5.” Naast hem staat de deken te glimmen als Weelen vertelt dat hij zo snel mogelijk ook het gaat vertalen. „Wie weet komen we nog bij de paus terecht”, grapt Weelen tegen hem.
De deken neemt het voor hem apart gehouden exemplaar in ontvangst. Hij vertelt over de heilige Hiëronymus van Stridon, die „jarenlang in een grot” werkte aan het vertalen van de Bijbel: de Vulgaat. „Als ik daaraan denk, kan ik me voorstellen hoe jij je voelt. Het is monnikenwerk, hoewel je natuurlijk geen monnik bent.” De deken is Weelen dankbaar. „Het is prachtig.”
Hanneman-Deurenberg vertelt dat de deken geregeld missen in dialect geeft. „Hij komt zelf niet van hier, dus hij zal hier heel blij mee zijn”, zegt ze. „Zeker met carnaval in aantocht, die mis is altijd in dialect. Op carnavalszondag zitten mensen hier in carnavalskleding in de kerk.”
Carnavalsnummers
Weelen, die naast boeken veel carnavalsnummers heeft geschreven en zichzelf omschrijft als „cultuurkatholiek”, rondt de toespraak af. Alles bij elkaar heeft de bijeenkomst nog geen tien minuten geduurd, want zonder .
Korte bijeenkomst, lange aanloop. Weelen vertelt, in het Nederlands, hoe het begon: „Toen ik Nederlands studeerde, las ik de Statenbijbel. Die stond niet in het curriculum, maar ik vind dat je hem gelezen móét hebben, anders snap je de Nederlandse literatuur niet. Toen dacht ik: ik vertaal een deel, dat was Esther. Dat is nu 46 jaar geleden.”
Tijdens de coronapandemie heeft Weelen het weer opgepakt. „Ik wilde eerst het Oude Testament doen, maar dat was zó duister, daar zat mijn neus al snel vol van. Toen ben ik gaan afwisselen. Het Nieuwe is alleen veel dunner, dus dat was sneller klaar.” Het Oude volgt over een jaar of twee, hoopt hij. Als het compleet is, valt het in een lange traditie van bijbelvertalingen, naar schatting ruim drieduizend – hoewel de schattingen uiteenlopen.
Voor zover bekend is het de eerste Limburgse vertaling van de Bijbel – naast wat losse geschriften in het Venloos en Maastrichts
Soms moest Weelen een nieuw woord verzinnen. „Kruisiging bijvoorbeeld. Daar heb ik kruutsiejong van gemaakt”, over de spelling moet hij even nadenken. Checken in de vertaalfunctie van Kerkrade Wiki (van het Nederlands naar het Kerkraads, met de disclaimer dat het niet altijd klopt, omdat de vertaling per wijk kan verschillen) gaat dus niet.
Voor zover bekend is het de eerste Limburgse vertaling van de Bijbel – naast wat losse geschriften in het Venloos en Maastrichts. Maar hoe het kan dat de eerste druk zo hard is gegaan, als het afzetgebied nog zoveel kleiner is dan Limburg? „Blijkbaar waren honderd exemplaren gewoon niet genoeg.”
Lees ook
Zonder dat je weet gebruik je zo veel gezegden uit de Bijbel
Waarom je NRC kan vertrouwen



/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/12/05213732/051225SPO_2025919021_2.jpg)
/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/12/05205928/051225VER_2026192352_.jpg)






English (US) ·