Tevreden? Nee, niet echt. „De rondjes kwamen gewoon niet heel makkelijk. Ik kreeg hem niet echt goed op snelheid.” Veel meer kon Merel Conijn er vrijdagavond bij de wereldbekerwedstrijden in Heerenveen niet van maken. Op de 5.000 meter, haar sterkste afstand, eindigde ze als vijfde – ze had gehoopt op beter.
Dat gebrek aan snelheid, zo gaf Conijn toe, had wellicht te maken met een gebrek aan wedstrijdritme: het was haar eerste rit op het hoogste niveau in meer dan een maand. Conijn en haar ploeg Albert Heijn Zaanlander hadden er namelijk voor gekozen om niet mee te gaan naar de eerste twee wereldbekerwedstrijden van het jaar, in Salt Lake City en Calgary – hoewel ze zich daar eerder als nationaal kampioen op de 3.000 en 5.000 meter met glans voor plaatste. Terwijl de meeste Nederlandse schaatsers in november in Noord-Amerika de degens kruisten met de rest van de wereldtop, bleef Conijn achter in Nederland, om te trainen en een paar marathons te rijden.
Achter die keuze ging een duidelijke gedachte schuil. Volgens haar coach Arjan Samplonius pasten twee Noord-Amerikaanse wedstrijdweekends achter elkaar niet goed in Conijns voorbereiding op de kwalificatie voor de Olympische Spelen in Milaan, komende februari. „Zij ervaart daar stress van”, aldus Samplonius eerder tegen de NOS. Het is vooral het tijdsverschil waar haar lichaam niet goed op reageert, zei Conijn vrijdagavond in Heerenveen. „Een paar jaar geleden kwam ik niet echt goed terug van die wereldbekers, en ik zou het mezelf niet vergeven als dat nu weer zo zou zijn.”
Het olympisch kwalificatietoernooi (OKT), eind december in Heerenveen, is voor de Nederlandse schaatsers hét belangrijkste moment van dit jaar: alleen dáár kunnen ze zich plaatsen voor de Spelen. In de aanloop naar dat OKT kiest Albert Heijn Zaanlander voor een eigenzinnige aanpak: lange trainingskampen, kort voor belangrijke internationale wedstrijden arriveren – en dus Conijn thuishouden. De hoofdcoach van haar team, Jillert Anema, geldt sowieso als de meest dwarse coach in het toch al dwarse Nederlandse coachgilde. Gevraagd naar Conijns ‘alternatieve route’ naar het OKT, zei Anema vorige week tegen NRC: „Het is geen alternatieve route, het is de normále route. De rest kiest een alternatieve route.”
De verwachting was dat Conijn dit weekend ook Heerenveen zou overslaan: aan het begin van het seizoen had schaatsbond KNSB gezegd dat schaatsers in principe álle wereldbekerwedstrijden moesten rijden – of geen enkele. Dat ze er dit weekend toch stond, bij wereldbeker nummer drie, had alles te maken met de Nederlandse queeste voor startplekken op de Olympische Spelen in Milaan. Om in februari verzekerd te zijn van het maximum aantal vrouwelijke rijders op de twee lange afstanden (3.000 en 5.000 meter), moeten er na vier wereldbekers twee Nederlandse vrouwen bij de eerste negen van het algemeen klassement staan – en dat was voorafgaand aan dit weekend nog niet het geval. Dus vroeg de KNSB aan Conijn of ze op die afstand van start wilde gaan in plaats van haar teamgenoot Elisa Dul.
Medaillekandidaat
Merel Conijn (24), opgegroeid in Edam, geldt als medaillekandidaat op de 3.000 en 5.000 meter in Milaan. Het is de eerste keer in haar carrière dat ze zich opmaakt voor de Olympische Spelen: in 2022 wist ze zich nét niet te kwalificeren, daarna volgden twee seizoenen vol sportieve malaise vanwege een calciumtekort, opgelopen door een lactosevrij dieet. Pas na haar overstap naar Albert Heijn Zaanlander bereikte Conijn weer haar oude niveau.
De inzet van Conijn als ‘geheim wapen’ in de strijd om de olympische startplekken pakte uiteindelijk niet zo uit als gehoopt. Met haar vijfde plek behaalde ze niet genoeg punten om bij de eerste negen in het klassement te komen. Een bijzonder snelle tijd – bij deze wereldbeker nog extra belangrijk in de strijd om de startplekken – reed ze ook niet. Wel wist Bente Kerkhoff, naast Conijn en Joy Beune de derde Nederlandse die in actie kwam op de 5.000, zichzelf nét de top-9 van het klassement in te rijden.
Daarmee is de buit nog niet binnen voor de Nederlandse vrouwen op de lange afstanden – en dat betekent dat Conijn waarschijnlijk ook naar de vierde wereldbekerwedstrijd moet. Die is volgende week, in het Noorse Hamar – twee weken voor het allesbeslissende OKT. Of ze dat zelf ook wil? „Weet ik niet”, zei Conijn. Met een blik opzij, waar haar coach Samplonius staat: „Het ligt eraan wat zij zeggen dat het beste is.”
Wie waarschijnlijk wél vrijaf krijgt volgende week, is Joy Beune. De beste langeafstandschaatster van Nederland staat eerste in het klassement voor de lange afstanden en heeft daarmee voldoende punten gehaald voor Nederland – zelfs als ze in Hamar niet meedoet. Beune werd vrijdagavond derde op de 5.000 meter, achter Ragne Wiklund (Noorwegen) en Isabel Weidemann (Canada).
Dat het bij de olympische tickets uiteindelijk nog zo spannend zou worden voor de Nederlandse langeafstandsvrouwen, had Beune aan het begin van het seizoen niet verwacht, zei ze vrijdagavond. „Hoe dat komt? Die meiden reden gewoon niet goed in Noord-Amerika.” Zelf heeft ze gedaan wat ze moest doen voor de Nederlandse startbewijzen, voegde Beune eraan toe. „Ik sta veilig, van mij hangt het niet meer af. Dus als ik niet naar Hamar ga, is dat misschien ook wel lekker voor die meiden, dan kan ik die punten ook niet voor ze wegkapen.”
De journalistieke principes van NRC


/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/12/05205928/051225VER_2026192352_.jpg)







English (US) ·