Kopjes boven water, kopjes onder water. Kopjes boven water, kopjes onder water. Ik ben een eend als ik naar zwemmen kijk, naar schoolslagzwemmen om precies te zijn. Kopjes boven water, kopjes onder water. Een eend waar alles vanaf glijdt. Kopjes boven, kopjes onder. Al het zorgwekkende wereldnieuws, alle werkstress, de Sinterklaasrazernij van de kinderen: ik raak het meteen kwijt als ik de glanzend natte badmutsen zie. Boven, onder, boven, onder.
Hoedenplankhondjes zijn het, met van die losse wiebelhoofdjes, waar je je blik niet vanaf kunt houden al zou je willen. Het geluid van de commentatoren heb ik uitgezet, in plaats daarvan staat een zacht pianomuziekje aan. Ik ga er helemaal in op. Als je door je oogharen kijkt, vervloeien ze tot één beweging, de acht kopjes naast elkaar. Boven, onder, boven, onder. Hypnotiserend is het.
Dat naar schoolzwemmen kijken je zen maakt, weet ik al sinds Arno Kamminga. Tot zijn ster rees aan het firmament keek ik ook heus naar zwemmen, maar alleen naar de borstcrawl, en de vlinderslag. De coole zwemslagen, waar Nederland-voor-Arno goed in was. De schoolslag was voor kneusjes – dacht ik. Want de schoolslag is de eerste zwemslag die je leert als kind. Het is de fiets met zijwieltjes, de blokfluit onder de zwemslagen. Pas als je de schoolslag kunt, leer je de moeilijker slagen – nam ik aan.
Een misverstand kon niet groter zijn. De schoolslag is juist de moeilijkste van allemaal. En de zwaarste, de slag voor krachtpatsers. Schoolslagspecialisten zijn vaak nóg breder en sterker dan hun collega’s, want met de schoolslag zwem je veel meer dóór het water heen dan met de vlinderslag of met de borstcrawl: dan komen niet alleen kopjes, maar ook hele armen boven het water uit.
De kunst van de schoolslag is zo krachtig mogelijk te zwemmen, zodat je zo snel mogelijk gaat, en tegelijkertijd zo efficiënt mogelijk, zodat je zo min mogelijk weerstand hebt. Schoolslagzwemmers moeten daar bovenop over een uitmuntend coördinatievermogen beschikken. Bij de borstcrawl en de vlinderslag hoef je alleen maar te flipperen met je benen. Maar wat doe je bij de schoolslag? Juist, daar maken de benen een veel complexere beweging – die precies afgestemd moet zijn op de armen.
Arno Kamminga had zich als geen ander de balans tussen kracht, efficiëntie en coördinatie meester gemaakt, en kroonde zich daarmee tot de koning van de schoolslag – tot Caspar Corbeau op het toneel verscheen. Een Nederlandse Amerikaan, of een Amerikaanse Nederlander zo u wilt, die voor Oranje zwemt. Als eerste mens ooit dook hij in oktober onder de magische grens van de twee minuten op de 200 meter. En ook op dit EK kortebaan zwemt hij iedereen naar huis. Wat hem zoveel beter maakt, beter dan Arno Kamminga en al die anderen?
Ik denk zijn voeten. Bij de schoolslag zijn grote voeten een groot voordeel. Hoe groter, hoe meer water je kunt ‘pakken’, ofwel: hoe meer oppervlak waartegen je kunt afzetten. Arno heeft prima voeten, maar in het licht van de schuiten van Caspar is zijn maat 45 heel bescheiden. Caspar heeft maat 50.
Maat 50. Dat zijn geen voeten, dat zijn zwemvliezen; hij is bij nader inzien half mens, half zeehond. Kopje onder, kopje boven. Als hij als eerste aantikt, zet ik razendsnel de televisie uit. Sorry Caspar. Vet dat je wint, maar je oerkreet verstoort mijn rust. Ik kijk voor het zalige zenzwemmen zelf.
Waarom je NRC kan vertrouwen


/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/11/28113054/051225SPO_2025202542_2.jpg)
/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/12/05125304/051225SPO_2025499151_verstappen2.jpg)






English (US) ·